De realiteit voor wat betreft wolven

De wolf is gehaat en geliefd tegelijk, afhankelijk van hoe men met wolven te maken heeft of kan hebben. De wolf is niet maar één iets wat omschreven kan worden in een kant en klare informatiebundel. De realiteit voor wat betreft wolven varieert, afhankelijk van vele factoren en details. Echter het kunnen begrijpen van de realiteit voor wat betreft wolven is niet zo moeilijk als men realistisch denkt en met gezond verstand kennis neemt van enkele feiten. 


Ik beschrijf hier vanuit onze eigen ervaring en uiteraard ondersteund door de ervaringen van veehouders en andere betrokkenen waarmee we samenwerken. Specifieke informatie komt uit de documentatie van Canine Efficiency en onze initiële organisatie voor bescherming van de Europese bruine beer: Muskwa Wild. Initiatiefnemers, schrijvers en uitvoerders van deze materie zijn respectievelijk Koen de Louw en Ray Dorgelo. Een deel van de inhoud komt voort uit het EU LifeXtra project waar Koen en ik deel van uit hebben gemaakt door veldonderzoek te doen. 


Wolven zijn net als alle wilde dieren onderhevig aan constante verandering (dynamiek). Dit is zo in de onverstoorde natuur, maar door menselijke invloed nog meer en extremer. Wilde flora en fauna zijn, meer dan mensen en gedomesticeerde dieren, gericht op overleven. Iedere soort vervult daarmee ook een rol in het ecosysteem, maar daar zijn flora en fauna soorten en individuele exemplaren zich niet van bewust. De drang om te overleven door middel van sterke instincten zijn de drijvende kracht voor zo’n beetje alles wat wilde soorten doen.

Roofdieren zoals de wolf zijn meestal niet geliefd onder agrariërs, maar wel onder stadsmensen. Dat is niet meer dan logisch, want een wolf in een dierenpark en in een mooie natuurdocumentaire op TV is natuurlijk positief en indrukwekkend. Wilde wolven in de directe omgeving, die als ze de kans hebben je vee kunnen doden is natuurlijk negatief en nog indrukwekkender. Helaas is er bij veel mensen geen goede kennis over wolven en de realiteit. Sprookjes, mythes en legendes zorgen er vandaag de dag nog steeds voor dat mensen bang zijn voor wolven. Aan de andere kant wordt door voorstanders van roofdieren vaak een romantisch beeld geschetst over wolven, wat de realistische waarde en rechten van deze dieren niet ten goede komt. Twee kampen staan wereldwijd vaak lijnrecht tegenover elkaar, voornamelijk veroorzaakt doordat sleutelposities voor wat betreft roofdierkwesties niet door mensen met de juiste kennis en ervaring worden bezet. Veel veehouders gebruiken roofdieren, en vooral wolven, als zondebok om hun frustraties te uiten richting de autoriteiten over de moeilijkheidsgraad van hun harde werk in het dagelijkse leven. Beide laatstgenoemde zijn allesbehalve nuttig voor het geheel en zullen niemand verder helpen. Op plekken waar de wolf lang is weggeweest hebben lokale mensen geen ervaring (meer) in het samenleven met wolven, echter in deze moderne tijden is het geen probleem om hulp in te schakelen door ervaring 'in huis' te halen. 


Wat is er nu nodig om te kunnen samenleven met wolven? 

Behalve gezond verstand en kennis zijn er uiteraard een aantal zaken die kunnen zorgen dat conflicten met roofdieren tot een minimum beperkt kunnen worden. Hieronder een aantal voorbeelden:


• Implementatie en goede uitvoer van conflictpreventie strategieën;

• Degelijk compensatiesysteem voor wat betreft schade door roofdieren;

• Het voorkomen van gewenning door wilde dieren aan van mensen afkomstige voedselbronnen;

• Herzien beheer van prooisoorten, zoals reeën en zwijnen;

• Degelijke informatieverstrekking aan directe betrokkenen en het algemene publiek voor wat betreft sleutelpunten in het samenleven met roofdieren;

• Delen en uitvoeren van ‘best practices’ en ervaringsuitwisseling tussen betrokkenen;

• Het versterken en uitbreiden van correcte conflictpreventiemaatregelen;

• Een solide basis creëren voor wat betreft monitoren en documenteren van conflicten tussen roofdieren en menselijke activiteiten;

• Mobiele elektrische omheining en kuddebeschermingshonden;

• Sterke betrokkenheid van lokale mensen en analyse van benodigde maatregelen voor iedere specifieke situatie;

Frequent monitoren zou gedaan moeten worden door onder andere:

• Voornamelijk door ervaringsdeskundigen;
• Gecombineerde agrarische/natuurbeheer studenten teams;
• Lokale gebiedsbeheerders;

Wat is nu een wolf en wat doet het dier om te overleven?

Zoals ik al eerder beschreef is de wolf niet maar één iets wat omschreven kan worden in een kant en klare informatiebundel. De realiteit voor wat betreft wolven varieert, afhankelijk van vele factoren en details. Hieronder een soort- en gedragsbeschrijving zoals we die meestal zien, echter aangevuld met relevante feiten die (steeds vaker) voorkomen. Er zijn de ideale, gewenste omstandigheden voor wolven versus de realistische, beschikbare omstandigheden. Laatstgenoemde zijn de omstandigheden die relevant zijn. 

Wolven leven meestal in roedels. Een roedel bestaat uit een familie met diverse leeftijden en verschillende rangordes met het dominante (ouder) paar bovenaan in de hiërarchie. Het alfa paar zorgt voor de nakomelingen, want binnen de roedel plant normaal gesproken alleen het alfapaar zich voort. In het geval van dood van één of beide alfadieren zullen andere roedelleden gaan voortplanten én zullen lager geplaatste leden hogere posities in (moeten) nemen. Binnen de roedel heerst een georganiseerde, maar dynamische rolverdeling en zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een duidelijke rangorde. Als er sterk dominante nestgenoten of oudere verwanten zijn dan verlaten de bijna volwassene dieren vaak de roedel.


Het voedselaanbod bepaald de roedelgrootte, dus toename van prooidieren (gunstige omstandigheden) zorgt voor toename van wolven. Afname van prooidieren zorgt voor afname van wolven, door lagere tot geen geboorteaantallen en sterfte door voedselgebrek en competitiegevechten. Grotere roedels jagen op grotere prooidieren, zoals edelhert en eland. Roedels van minder dan 10 (meer ervaren) dieren richten zich vaak op middelgrote en kleine prooidieren. Wolven graven zelf soms (ondiepe) holen, meestal om welpen in te werpen en groot te brengen. Holen worden soms ook gebruikt als schuilplaats door gewonde en zieke wolven. Vaak worden oude vossen- of dassenholen groter gemaakt en zo tot wolvenhol omgetoverd. 


In diepe sneeuw lopen dieren van een roedel achter elkaar aan en vormen zo een ‘enkel’ spoor. Wolven kiezen voor verplaatsing op de meest gunstige ondergrond, daarom worden reeds gevormde paden veel gebruikt. Een wolvenspoor is goed te onderscheiden van een hondenspoor door de rechte loopgang. De meeste honden zigzaggen nogal, speels en sneller afgeleid door verschillende geuren en geluiden. Wolven zijn doelbewust en dat zie je terug in de verplaatsing van A naar B, de ondergrond die ze gebruiken: meestal in rechte lijnen en met een flink tempo (draf).

Territoriummarkeringen worden gedaan door middel van urine en uitwerpselen op strategische en markante punten (zoals kruisingen van wissels/corridors). Na het urineren wordt vaak met de achterpoten krabbewegingen op de grond gemaakt. Het territorium wordt ook vocaal afgebakend door gezamenlijk geproduceerde hoge geluiden, het zogenoemde huilen dat over grote afstanden te horen is en waardoor de roedelleden ook onderling communiceren. Gelaatsmimiek en lichaamshoudingen zijn extreem belangrijk voor de onderlinge communicatie.


Grootte van een leefgebied is wisselend per landschapstype, seizoen en voedselaanbod; van 50 km2 ’s zomers tot 700 (1000) km2 in de winter. In het warme seizoen is er meer voedsel beschikbaar voor vrijwel iedere diersoort, waardoor er geen verre afstanden afgelegd hoeven te worden. In de winter is voedsel schaarser, dus moeten er grotere afstanden afgelegd worden om aan voedsel te komen. Groottes van territoria variëren sterk. De gemiddelde per dag afgelegde afstand varieert ook sterk, van 10-60 km.


Voedsel

Wolven zijn carnivoren (vleeseters), maar dat wil niet zeggen dat ze geen plantaardig voedsel nuttigen. Wolven zijn opportunistische voedselzoekers. De roedel jaagt in een groep, waarbij grote prooien zoals herten, rendieren, elanden, reeën en wilde zwijnen langdurig worden achtervolgd om tenslotte te worden aangevallen. Het jagen op wilde prooidieren is allesbehalve makkelijk en wolven moeten blij zijn als ze er één te pakken krijgen. Middelgrote en kleine prooien kunnen bevers, hazen, konijnen, muizen en vogels zijn, maar ook aas wordt gegeten. Eenzame wolven moeten zich beperken tot deze kleinere prooien of makkelijk beschikbare gedomesticeerde dieren. Als wolven zich op vee richten komt soms het zogenaamde ‘surplus killing’ voor. Dit komt omdat veel gedomesticeerde veesoorten niet meer vluchten zoals wilde prooidieren dat doen of het niet kunnen door de omheiningen waarin ze leven. De wolf heeft tijdens 'surplus killing' een soort kortsluiting, omdat normaal gesproken slechts 1 of enkele prooien gevangen kunnen worden.


Voortplanting

De paartijd van wolven is van februari-april (in het koude noorden iets later), de draagtijd is 63 dagen en de geboorte van maart-mei. De zoogtijd is circa 6 weken. Rond de 2 jaar zijn wolven geslachtsrijp. Het komt zelden voor dat wolven zich dan al voortplanten en dat heeft alles te maken met de groepshiërarchie (normaal planten alleen de leidende ouder dieren zich voort). De worpgrootte is zo’n 3-7 pups, eenmaal per jaar. Beide ouders brengen voedsel aan voor de jongen wat deels voorverteerd wordt opgebraakt voor de welpen.  Ook oudere jongen binnen de roedel participeren in het grootbrengen van de jongste welpen. De maximumleeftijd in het wild is circa 10 jaar, uitzonderingen daargelaten. De voornaamste doodsoorzaak is vervolging door de mens (afschot, vergiftiging, strikken, uitgraven welpen, verkeer) terwijl de voornaamste natuurlijke sterftefactor bij volwassen dieren verhongering is of verwonding door onderlinge gevechten.


Habitat

Oorspronkelijk (gewenste) habitat varieert van dicht bos tot toendra, maar vooral in uitgestrekte open bossen, ontoegankelijke moerasgebieden en bergachtig terrein. Echter door grootschalige habitatvernietiging door de mens, oprukkende infrastructuur en dus toenemende concurrentie voor geschikt leefgebied komen wolven steeds vaker voor in habitat wat ze slechts gaan bewonen omdat er geen betere plek beschikbaar is. Overleven betekent aanpassen. Zomaar opgeven is er bij wilde dieren niet bij.


Wolven en conflicten met mensen

Uit de hiervoor genoemde informatie kan worden afgeleid dat wolven zo efficiënt mogelijk proberen te overleven in zo’n beetje alles wat ze doen. Alle obstakels die ze tegenkomen zullen ze of uit de weg moeten gaan of moeten overkomen. Om te voorkomen dat wolven vee verwonden en/of doden moeten we zorgen dat de obstakels onoverkoombaar voor ze zijn. Wolven bezitten veel logica en gezond verstand, waardoor alles wat makkelijk is voor herhaling vatbaar is. Wij kunnen de moeilijkheidsgraad sterk beïnvloeden. Voorkomen is altijd en overal beter dan genezen. Hiernavolgend zal ik meer vertellen over predatie en hoe bepaalde situaties te analyseren en te herkennen. Ons werkveld is voornamelijk Roemenië, waardoor beer en lynx ook deel uitmaken van een deel van de informatie.


Predatie

Is het proces waarin een dier tijd en energie besteed aan het vinden van een levende prooi en verdere pogingen om de prooi te verwonden of doden. De intra-vitale (levensbedreigende) wonden zijn het anatomisch-pathologisch gevolg van de interactie tussen roofdier, de prooi en de omgeving.


• Het roofdier: Wolf / Beer / Lynx / Vos / Hond
Elke soort gebruikt een andere predatie techniek, afhankelijk van de situatie en soort karakteristieken. De verwondingen van een slachtoffer zijn nooit helemaal hetzelfde, omdat ieder roofdier een persoonlijke manier van prederen heeft.

• De prooi: Hert / Zwijn / Ree / Rundvee / Schapen en Geiten / Paarden en Ezels

Iedere wilde soort heeft en gebruikt andere anti-roofdier mechanismes, afhankelijk van de fysieke karakteristieken. Gedomesticeerde dieren zijn veel makkelijker te bejagen, omdat ze een groot deel van de natuurlijke defensieve mechanismes verloren hebben door menselijke fokselectie. Predatie van een roofdier op prooi resulteert in directe, ernstige verwondingen.


• De omgeving: Bos / Open grasland / Grasland met struiken en bomen

De aanvalsmethode van het roofdier en het defensiemechanisme van het prooidier worden beiden beïnvloed door de omgevingsfactoren, zoals beschut terrein (waar een roofdier zich kan verschuilen) en ongelijk terrein en diverse obstakels. Prooidieren kunnen diverse soorten indirecte verwondingen oplopen, veroorzaakt door omgevingsfactoren.


De beoordeling van een predatievoorval

Een eerste actie en van groot belang tijdens inspectie van een predatievoorval is informatie verzamelen van ooggetuigen en directe betrokkenen. Ieder verstrekt stukje informatie moet worden genoteerd en geëvalueerd, maar mag nooit de zoektocht naar details beïnvloeden tijdens de forensische expertise. Het kadaver moet worden onderzocht doormiddel van identificatietabellen en foto’s moeten worden gemaakt van het kadaver alleen, dan met de directe omgeving en daarna per anatomisch lichaamsdeel (hoofd, borst, buik en ledematen). Na de fotoreportage moet de omgeving nauwkeurig worden onderzocht voor diverse mogelijke sporen, zoals prenten, sleepsporen, bloed, organisch materiaal en uitwerpselen. 



Haren, uitwerpselen en sporen van een roofdier bewijzen slechts de aanwezigheid, maar maken het roofdier nog niet de dader van het predatievoorval. Zelfs bewezen consumptie van het kadaver maakt een roofdier nog niet de doder. Aas eten word door veel (roof)dieren gedaan, zeker in de eerste levensjaren.


De volgende stap is nauwkeurig extern onderzoek van kop tot staart in die volgorde om vervolgens mogelijk de volgende dingen te vinden: 


Huidbeschadigingen 

Deze moeten nauwkeurig worden onderzocht om onderscheid te maken tussen de intra-vitale (in leven zijnde) en de post-mortum (na de dood) verwondingen en trachten om erachter te komen hoe ze ontstaan zijn. 


• Een wond ontstaan terwijl het dier leefde laat meestal beginnende ontstekingsreacties zien. Vaak kan zwelling van haarvaten gezien worden rondom de wond, een onstekingszwelling en bloeduitstortingen. Er zal geen reactie te zien zijn in het weefsel als de wond na de dood toegebracht is. 


• Beten resulteren in gescheurde en gekneusde wonden door de druk en beweging van de mond en het hoofd van het roofdier doormiddel van de tanden. De hoektand heeft een conische vorm met een ovaal gedeelte met afgeronde marges en met een eenvoudig afgerond punt.


• Wanneer een hoektand de huid penetreert veroorzaakt het een ovale wond met gerafelde marges en ronde randen. Scheurwonden worden veroorzaakt door objecten met scherpgepunte uiteindes, terwijl wonden door snijdende objecten een fijne, scherpe lijnrand laten zien.  


Fracturen 

De omringende spieren en het beenvlies hebben bloeduitstortingen en soms bloedverlies als het dier leefde tijdens de toedracht. De reden van de fractuur (beet, impact, etc.) kan mogelijk worden vastgesteld door de marges en het omringende weefsel. Dieren met een dichte vacht moeten worden geschoren om een nauwkeurige analyse van externe wonden te doen. Na het externe onderzoek van het kadaver moet onderhuids en de spieren onderzocht worden. Hiervoor moet het kadaver gevild worden en dit moet uitgevoerd worden door een daarvoor bevoegde professional. De volgende details kunnen gevonden worden na het villen:


• Intra-vitale en post-mortum wonden.
• Wonden door beten en sneeën.

Het spierweefsel heeft minder elasticiteit vergeleken met de huid. Beet plekken in de spieren houden een duidelijke ovale vorm, rafelige marges en ronde randen, maar zijn wat onregelmatiger dan het externe aanzien van de wond. De wond kan naar buiten gekeerd weefsel laten zien, veroorzaakt door het terugtrekken van de hoektanden. Wonden van sneeën laten een lange vorm met regelmatige marges en ‘nette’ randen zien. Om meer te onderzoeken zal het kadaver helemaal geopend moeten worden door een daarvoor bevoegde professional en kan het volgende ontdekt worden:


• Fracturen en andere orgaan- en weefselwonden
• Lichaams-systemische reacties.

 
Het onderzoek kan niet herhaald worden, dus alles moet in één keer goed gedaan en gedocumenteerd worden.

Datacollectie formulier

Alles wat het dode dier voor de dood meegemaakt heeft zal gevonden moeten worden door het onderzoek. Interactie met de omgeving, met het eventuele roofdier of andere oorzaken voor de eventuele verwondingen en infecties. Een standaard formulier zorgt voor objectieve verzameling van feiten, zodat er vergelijkingen kunnen worden gemaakt met andere gevallen. Een eenduidig en door iedereen gebruikt format zorgt voor een goede analyseprocedure en overzichtelijke mogelijkheid om data per categorie op te slaan.


Identificatie van de getroffen persoon 

Bijvoorbeeld: naam van de veehouder, soort(en) vee, (ras, geslacht en aantal), werkhonden (ras, geslacht en aantal), locatie en type van weiland, type nachthuisvesting voor vee. 


Identificatie van het onderzoek

Bijvoorbeeld: datum, tijd van het onderzoek, betrokken dieren (soort en aantal), dode dieren, gewonde dieren, vermiste dieren, volwassen dieren (geslacht en leeftijd), jonge dieren (geslacht en leeftijd), datum van ontdekking, datum van melden, post-mortum tijd voor ieder gevonden kadaver, coördinaten van vindplaats, specifieke informatie verstrekt door de veehouder of getuigen. 


Omgevingsidentificatie

Bijvoorbeeld: aanwezige sporen, bloed, uitwerpselen, haren.

Kadaver onderzoek

Bijvoorbeeld: soort, ras, oormerk/chip ID, huidonderzoek, onderhuids onderzoek, spier en bot onderzoek, inwendig onderzoek, geschat gewicht, geschat geconsumeerd percentage (bijvoorbeeld: hoofd 10%, borst 20%, buikholte 20%, etc.)


Conclusies 

Bijvoorbeeld: Is het slachtoffer gedood door predatie of iets anders. Is er recht op compensatie of niet, plaats en datum, onderzoekers naam en handtekening. 


Predatie door wolven

Van de Europese grote roofdieren zijn wolven de meest frequente doders van vee. De Europese wolf (Canis lupus lupus) is een roofdier en de grootste soort uit de canidae familie. Wolven delen een gezamenlijke wilde voorouder met ‘onze’ honden. De grootte van wolven varieert per geografische regio en eventuele ondersoort. Ook de kleur varieert van regio tot regio, met vooral in de noordelijke regio's lichtere tinten. De schedel ziet er plat en breed uit, met een duidelijke typisch wolfachtige snuit en weinig tot geen ‘stop’. Wolven hebben 42 tanden. De scheurkiezen zijn zeer goed ontwikkeld en speciaal aanwezig om botten en pezen door te bijten. 


Wolf Tand Formule (Volwassene)

M Pm C I C Pm M
2  4   1  6 1  4    2  bovenkaak
3  4   1  6 1  4    3  onderkaak

De wolf is een opportunistische carnivoor met een zeer gevarieerd dieet, maar gespecialiseerd in predatie. Wolven hebben een zeer goed aanpassingsvermogen waardoor ze de algemeen verstrekte informatie door veel biologen/ecologen met enige regelmaat te niet doen. Dat is niet de schuld van de wolf, maar van het gebrek aan realisme en relevante ervaring onder die mensen. Wolven doden met enige regelmaat gedomesticeerd vee, omdat die een makkelijke prooi vormen door de verloren eigenschappen die wilde prooidieren nog wel hebben, als wel het gebrek aan degelijke bescherming en toezicht bij vee door veehouders. De wolf heeft het vermogen ontwikkeld om diens prooi uit te zoeken, te bejagen en te doden in een diversiteit van verschillende habitats. De krachtige beet van wolven zorgt ervoor dat ze veel impact toebrengen bij hun prooi, wat goed te zien is bij wonden aan kadavers. 


Predatie door wolven op vee

Schapen en geiten 

Bij middelgrote prooien zoals geiten en schapen, variërend van 40-80 kg, de grootte van het dier, de hoogte vanaf de grond, de diameter van de nek en de dikte van de huid zorgen ervoor dat een beet in vitale delen zeer effectief is. Dit is goed te zien tijdens een predatie kadaver onderzoek. Predatiemethode is meestal één of meer beten in de nek, net onder de kin/wangen. Bij grote rammen zien we vaak meer beten in de hiervoor genoemde lichaamsregio vanwege de grotere en sterkere bouw van een ram.

Het onderzoek 

Gescheurde, gekneusde wonden van beten in het onderhuidse en op de nekspieren met veel bloedverlies en bloeduitstortingen. Geen directe wonden in andere delen. Bij gewonde, nog levende dieren bestaat er kans op ademproblemen door een beschadigde luchtpijp. 


Jonge kalveren

Kalfjes van minder dan een week oud zijn makkelijke prooien, omdat ze hun moeder niet goed kunnen volgen. In de moderne veehouderij nog makkelijker, omdat ze gescheiden van hun moeder in een ‘iglo’ staan. Ze staan of liggen vaak stil voor langere tijd op dezelfde plek, hun bewegingen zijn langzaam en onzeker en ze zijn niet behendig. Predatie op kalfjes van deze leeftijd door wolven is nauw verbonden aan de afwezigheid van beschermend moederinstinct van koeien of de gehele afwezigheid van volwassen koeien. Predatiemethode is direct op de buik gericht, bij de navel, waar de huid dun is en snelle toegang tot de buikholte is. De snelheid en functionaliteit van de aanval is duidelijk direct op consumptie gericht. 


Het onderzoek 

Gescheurde en gekneusde wonden in het onderhuidse en de spieren van de buikwand met bloeduitstortingen en bloedverlies. Geen directe wonden in andere lichaamsdelen.


Kalveren van 1 tot 6 maanden 

Het risico op predatie neemt toe na de eerste levensmaand, omdat kalveren dan onafhankelijker en meer op afstand van hun moeder zijn. Na de leeftijd van 6 maanden neemt de predatiekans af, omdat de kalveren dan groter zijn en reactiever. Predatiemethode: aanval op de achterpoten (bovengedeelte) en voorpoten (schoudergedeelte). De beet is erop gericht de pezen en spieren van de poten te scheuren. Ook beten onder de kin in de nek en op de neus komen voor.


Het onderzoek 

Gescheurde, gekneusde wonden in het onderhuidse en de spieren van de schouder en de dijbenen met flinke kneuzingen en bloedverlies. Gescheurde, gekneusde wonden op de neus en onder de kin in de nek. Geen directe wonden in andere delen.  


Paarden/ezels 

Predatie is vaak op jonge hengsten van 1 - 6 maanden. Predatiemethode is gericht op de achterbenen (dijen) om de pezen en spieren te scheuren om zo de prooi te immobiliseren.  Ook beten in de nek, net onder de kin komen voor. 


Het onderzoek

Gescheurde, gekneusde wonden in het onderhuidse en spieren van de dijen met bloeduitstortingen en bloedverlies en mogelijk hetzelfde bij de nek regio, net onder de kin. Geen directe wonden in andere delen.


Predatie door honden

Honden zijn vaak verantwoordelijk voor gewond of gedood vee. Doordat honden gedomesticeerd zijn en gebrek aan oefening zijn honden vaak slechte jagers. Slechts weinig honden hebben de kans om vaak en veel te jagen en zo effectiever te worden in jacht en doden. Als honden middelgroot en grootvee aanvallen dan bijten ze vrijwel altijd overal waar ze bijten kunnen. De prooi gaat zelden dood aan bewust gerichte beten, maar eerder van shock en uitputting door de vaak lange en chaotische achtervolging.


Wolven daarentegen, zijn meestal efficiënte doders waarvan de benodigde eigenschappen niet gedegenereerd zijn. Als wolven een prooidier aanvallen dan doen ze dat vrijwel altijd om te eten. Ze bijten krachtig en om te doden als gevolg van de toegebrachte wonden.


Als honden een prooi goed te pakken krijgen dan richten ze zich op de nek en maken grote scheuren met veel bloedverlies tot gevolg. Echter er zijn honden die efficiënt met één beet in de nek kunnen doden. Op een hondenslachtoffer worden vaak oppervlakkige nagelkrassen gevonden. Honden jagen en doden vaak door het nog steeds aanwezige jachtinstinct, maar eten meestal niet of nauwelijks van hun prooi, behalve als ze niet goed gevoed zijn door hun eigenaar. Als honden van de prooi eten hebben ze vaak een voorkeur voor de maag en darmen.